23 okt 2013

MUSICA PROIBITA

Ik kwam haar tegen in de muziekbibliotheek, mijn oude studievriendin, die- net als ik- behalve op  groots en meeslepend zingen ook gek was op het kleine en intieme kader. Ze was nog altijd mooi en lief en warm en sterk, maar het viel me op dat er een sluier van verdriet om haar heen hing. Ze wilde me er wel over vertellen, want het zat haar hoog, zei ze, en ze troonde me mee naar een stil hoekje van het inpandige restaurant.
Ik voelde al waar de schoen wrong. "Liefdesverdriet?" vroeg ik. Ze schoot meteen vol. "Ja, maar het is zo stom...", zei ze. En met horten en stoten kwam het verhaal er uit. Ze was -na het onvermijdelijke einde van haar ruim twintigjarig huwelijk-  verliefd geworden op een veel jongere man. Het was waarschijnlijk niet wederzijds, zei ze, " hij beschouwt zich als een vriend des huizes". Ze had  haar gevoelens niet met hem gedeeld. Ze werkte nog steeds regelmatig met hem samen, en wilde dat niet op het spel zetten. Maar ondertussen deed het haar meer kwaad dan goed. Ze vond het niet kunnen, bang als ze was voor zijn reactie, en de reacties van mensen om haar heen.

Voor haar is de onderstaande tekst.


MUSICA PROIBITA.
(een milonga, denk ik.)

A-
Dit liedje, het brandt me op de lippen;
dit liedje, op het puntje van mijn tong;
het doet zijn best om stilaan te ontglippen
aan mij, die net zo oud is, als jij jong.

Waarschijnlijk zal ik het nooit durven zingen
omdat ik bang ben dat je schrikken zult,
maar tegelijkertijd blijft het maar wringen:
ik ben van slag, en dwaas, en onvervuld.

B-
Waar draait dit dus op uit? Nou? op een kater.
Daar zie ik nu de tekenen al van.
De Rosenkavalier, drie eeuwen later:
Ik Marschallin en jij Octavian.

A-
Dit liedje, ik mag het echt niet zingen,
zo kwetsbaar is dit alles, zo fragiel.
Je zoekt mijn blik bij je ontboezemingen;
Ik kijk diep in je jongemannenziel.

Dan zie ik daar, gespiegeld in het blauwe,
de jonge vrouw, die 'k vroeger ben geweest.
Herken mijn eigen passie in de jouwe,
en schrik dan van mezelf nog het meest.

B-
Waar gaat dit heen? Ik wil er niet aan denken.
Als ik beken, dan breekt de hel echt los.
Het lot bedient me feilloos op mijn wenken:
Na twintig jaar weer vrij en toch de klos.

A-
Daar sta ik dan, ik voel de spijt al branden.
Daar gaat mijn hart, het breekt opnieuw in twee.
De ene helft, die houd ik in mijn handen;
de andere helft gaat stiekem met jou mee.

Dit liedje, het brandt me op de lippen;
dit liedje, op het puntje van mijn tong,
om eigenlijk alleen maar aan te stippen:
Ik, net te oud, en jij, net iets te jong..






Geen opmerkingen:

Een reactie posten